Ons team in Jemen sprak met oom Waheed over de verschrikkelijke nacht van de aanval:
"Toen ik het huis voor het eerst zag, viel ik flauw. Ze gaven me wat water en ik kwam weer bij. Ik vermande me, omdat ik hoopte dat ik minstens één van hen er levend uit kon krijgen.
Het eerste lichaam dat we eruit trokken was mijn neef, vervolgens de vrouw van mijn broer Mohammed, daarna haar oudste dochter Alaa. Toen ik Alaa zag, was ik gebroken.
Toen vonden we Aya. Haar lichaam was warm, dus we dachten dat ze nog leefde. We brachten haar naar het ziekenhuis en checkten haar pols, maar er was geen hartslag. Ik probeerde in de buurt van haar hart te voelen en ik voelde een gat. Onder haar vest voelde ik de granaatsplinter boven haar hart. Ik zat volledig verlamd in de ambulance. Ik kon niet bewegen. We gingen terug naar de plek van de massamoord en trokken de rest van de lichamen uit het puin. Buthaina is als een dochter voor mij en meer. Zij is wat er is overgebleven van mijn broer."
Een woordvoerder van de coalitie verdedigde de aanval:
"Een technische fout was de reden voor het onbedoelde ongeval. Er was niet rechtstreeks op het betreffende huis gericht".