Skip to main content
CH1646664

Sommige dingen zijn te pijnlijk om te bespreken met mijn Afghaanse collega’s’

Woensdag 16 Augustus 2023

Twee jaar geleden stond de wereld op zijn kop voor onze Afghaanse collega’s. Op 15 augustus kwamen Taliban-strijders toch steden als Kabul binnen.

Dat was niet verwacht nadat het vredesakkoord gesloten was en er overeenstemming was over een overgangsregering. Een angstige en onzekere tijd volgde, want wat zou wel en wat zou niet meer mogen en hoe zouden Afghanen die voor Save the Children werkten, hun werk kunnen voortzetten? Een korte terugblik met Ismail die nu in Nederland werkt.

“Ik had nooit gedacht dat er zo veel zo veranderen”, zo begint Ismail. “Wij dachten dat de Taliban op het platteland zou blijven. Dat er nieuwe verkiezingen zouden komen of een overgangsregering waarin macht gedeeld zou worden. Maar alles ging heel erg snel. Toen ik ’s ochtends naar het kantoor ging, stonden de vertrouwde politieagenten nog op hun post, maar om een uur of elf veranderde dat. Rond lunchtijd was er een enorme verkeersopstopping en toen ik met een collega om 15.00 uur naar huis wilde, waren de straten leeg. Even verderop zag ik dat mensen met onverzorgde baarden snel andere kleren aandeden, zij waren net uit de gevangenis gekomen. Een rare gewaarwording, het voelde heel onveilig.” Ismail bleef nog drie maanden op zijn post, werkte grotendeels vanuit huis. Maar omdat hij net drie weken ervoor verhuisd was, had hij nog geen eigen huis. Het werd een periode van continue verhuizen, van de ene neef naar het volgende familielid. En dat met zijn vrouw en hun vier kinderen. De jongste was nog maar vijf maanden oud en een van de kinderen had medische zorg nodig. Naast veiligheid was dat ook een reden geweest om in de hoofdstad Kabul te gaan wonen.
 

Evacuatie
Na een tijd werd het duidelijk dat ook Ismail en zijn familie niet langer in Kabul konden blijven. Al tijden had hij het advies gekregen om altijd een tas van niet meer dan vijf kilo bij zich te hebben, omdat er ieder moment een seintje kon komen, dat er een uitweg was gevonden. Ismail’s vrouw had inmiddels ook voor de jongste kinderen een paspoort kunnen regelen. Op het moment dat de vlucht geregeld was, ging alles snel. Ismail: “Via Pakistan zijn we op 17 december in Duitsland aangekomen en vandaar met een bus naar Nederland doorgereisd. Het was midden in de coronatijd, dus we moesten eerst even in quarantaine. Daarna hebben we in een noodopvang in het Groningse Zoutkamp gezeten. Dat leek eerst voor drie weken te zijn, maar het werden er zeven lange maanden.”
 

Magnetron-maaltijden en heel veel geluid
Vooral voor de kinderen (destijds allemaal jonger dan 11 jaar oud) was het enorm aanpassen. In de noodopvang zaten 500 mensen en was het altijd zo lawaaiig dat je je nauwelijks verstaanbaar kon maken. Ismail: “Mijn kinderen konden niet wennen aan de opgewarmde magnetronmaaltijden, die altijd hetzelfde waren (of het nu lunch of diner was) en waarvoor je lang in de rij moest staan. De kinderen kregen heel de tijd te horen ‘dit mag niet, daar mag je niet spelen’, we zaten pal naast een militair terrein. Als vader ben ik vaak in gesprek gegaan met de leidinggevenden van de COA-locatie, maar het duurde heel lang voor er wat faciliteiten voor kinderen kwamen. En tot onze schrik werden er ook ineens vreemde mensen in onze slaapkamer gehuisvest. Die mensen hadden ook een baby en daardoor sliepen we heel erg slecht. Als die baby huilde, dan ging onze eigen baby ook huilen.”
 

Hulp van collega’s 
“Ik kreeg gelukkig af en toe bezoek van Save the Children collega’s, die me ook financieel hielpen. Daardoor kon ik naar de Spar supermarkt fietsen en extra eten kopen voor mijn kinderen. Sommige bewoners van de noodopvang kwamen haast nooit het terrein af, want een winkel is 1 uur en 20 minuten lopen en met het weinige geld (15 euro in de week) kan je in Nederland niet zo veel doen. Het was een enorme opluchting dat ik opnieuw kon werken voor Save the Children en daardoor dichtbij den Haag kon gaan wonen. Nu gaan mijn kinderen naar school. Mijn oudste dochter is inmiddels 13.”
 

Taboe-onderwerpen
“Ik spreek nog wekelijks met mijn collega’s in Afghanistan. We praten maar over het weer en soms een beetje over werk. Maar ik vermijd om te vertellen dat het hier zo rustig is, dat mijn kinderen wel naar school kunnen gaan, alle politieke onderwerpen zijn taboe. Sommige dingen zijn te pijnlijk om te bespreken met mijn Afghaanse collega’s. In mijn geboorteland gaat het niet goed, er is meer geld nodig om de mensen daar te ondersteunen. Ik had twee jaar geleden nooit kunnen bedenken dat ons leven zo zou veranderen. Ik was gelukkig in Afghanistan, ik werkte al sinds 2011 voor Save the Children en wilde niet weg. Maar het werd te onveilig voor ons.”